Ruusbroec schreef zijn werken in een eeuw geteisterd door pest, politieke, sociale en economische onrust, oorlog, ketterij en gecorrumpeerde moraal in kerk en klooster. Deze onzekere omstandigheden vormden een gunstig klimaat voor het ontstaan van mystieke teksten waarin een individuele gods- en geloofsbeleving werd gethematiseerd. Ruusbroec trachtte in zijn traktaten de mystieke eenheidservaring van de mens met God onder woorden te brengen, maar hij wilde vooral beschrijven hoe zijn lezers - volgelingen en/of gelijkgestemden - hun spiritualiteit moesten ontwikkelen om te komen tot een zogenaamd schouwend leven. Hij was de eerste Middelnederlandse schrijver wiens werk volledig in het Latijn werd vertaald en internationaal verspreid. Dat Jan van Ruusbroec een vooraanstaande positie in de Middelnederlandse letterkunde inneemt, wordt alom erkend. Toch is zijn werk in het verleden alleen vanuit de theologie werkelijk grondig bestudeerd. Door Ruusbroecs persoon en werk zo goed mogelijk te plaatsen in de context van de wijsbegeerte en de kerk- en literatuurgeschiedenis van zijn tijd wordt in de bundel Een claer verlicht man gepoogd zicht te krijgen op de historische waarde en betekenis van Ruusbroecs mystiek. Veel van wat in de bundel behandeld wordt, geeft aanleiding tot heroverweging van het heersende Ruusbroec-beeld.